Democratie: meer een kwestie van principes van bestuurders dan van (wettelijke) regels.

Democratie is zo’n begrip waarvan het enerzijds heel moeilijk is een definitie te geven die voor iedereen bevredigend is, maar anderzijds het tegengestelde, antidemocratisch, voor de meeste mensen heel helder is.

Er zijn natuurlijk heel veel manieren om wettelijk het concept van democratie in een staatsbestel vorm te geven. In de praktijk heeft ook ieder land van deze wereld daar zo haar eigen vorm aan gegeven en daar is niets mis mee, zeker niet als je bekend dat aan iedere vorm wel nadelen, negatieve aspecten en goede dingen zitten.

Wat we ons moeten realiseren is dat in een democratie zoals bedoeld door de grieken toen zij die staatsinrichting uitvonden ging om het principe dat de burgers van het land degene zijn die het lot en de organisatie daarvan in laatste instantie bepalen en niet de regerende elite die op die positie zitten omdat de burgers dat gedogen en hen daar geschikt voor vinden. Zij zij daar vanwege specifieke vaardigheden en deskundigheid, en moeten zich bewust zijn dat zij daarvoor uitverkoren zijn geworden.

Of om met het Pericles van Athene te spreken (430 jaar voor Christus): “Slechts weinigen kunnen politiek bedrijven, maar allen kunnen die politiek beoordelen.”

In deze bescheidenheid van de uitverkoren politieke ambtsdrager vinden wij de verankering van onze democratie. Hun benoemingen én aftreden wordt meer door informele principes geleid dan door regels, en wettelijke bepalingen.

Eén van die regels die eigenlijk al vanaf het begin van Thorbecker’s staatsinrichting van 1840 heeft gegolden is dat bij het niet aannemen van door hem voorgestelde wetten en bij fouten in de ministeries waar men verantwoordelijk voor was, men als verantwoordelijke minister als vanzelfsprekend aftreedt.

Tot in de zestiger jaren was dit het leidende principe, maar in het proces van de contrarevolutie tegen de rede vindt er sluipenderwijze een omslag plaats. Immers de politieke ambtsdragers zullen zich steeds meer ‘boven’ de burgers voelen te staan, die zij moeten leiden, wie anders, want zij weten beter dan wie ook wat goed voor hen is, dus is opstappen geen vanzelfsprekendheid meer. Ze hebben dus het oprechte gevoel dat ze niet gemist kunnen worden.

Die verandering in de ongeschreven regels van ons staatsrecht zijn onder het bewind van Rutte heel significante geworden. Met als apotheose het vanzelfsprekend NIET-aftreden van het kabinet, nadat zij politiek verantwoordelijk wordt geacht “met vernietigende conclusies over het schenden van de beginselen van de rechtsstaat is de vraag wat de politieke consequenties zijn”. Zo schrijft het Elsevier Weekblad.

Het feit dat het Elseviers Weekblad een vraag stelt over de consequenties geeft aan hoe de politieke elite haar eigen positie in de afgelopen decennia heeft doen veranderen. Want normaal gesproken in een volwassen democratie kan dat geen vraag zijn: aftreden, en wel gelijk!

Weer een teken dat Nederland op weg is een totalitaire staat te worden zoals bijvoorbeeld de DDR dat was in de jaren na de 2de wereldoorlog. En let wel, ook in de DDR was er gewoon een gekozen parlement, waren de grondrechten keurig in een grondwet vastgelegd, maar de partijleiders zijn nooit opgestapt. Een elite met een eigen opdracht het heil van de bevolking te realiseren doet dat natuurlijk ook niet. Dat is niet in het belang van het land en haar bevolking. Het zullen deze argumenten zijn die Rutte c.s. zullen gebruiken om niet af te treden na de ernstigste staatkundige schending van de principes van het Nederlandse Staatsbestel.

Wen er maar vast aan: de Nederlandse Democratische Republiek NDR is dichterbij dan men denkt. Met dank aan Rutte en klapmachine van de Tweede Kamer.